FORMAT STELLEN VAN SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE

Ex. artikel 43 Reglement van orde van de raad 2006

 

 

 

Nummer #                                                                                (In te vullen door de raadsgriffie)

 

 

Datum: 17 januari 2007.

 

 

Aan de voorzitter van de gemeenteraad.

 

Steller vragen: BPA

 

 

Onderwerp: De sanering van de oude vuilstort De Lindeboom.

 

Aan: het College van B&W der Gemeente Amersfoort, t.a.v. de burgemeester,

mevrouw A. van Vliet-Kuiper,               

                                                                                                           

Geachte mevrouw van Vliet-Kuiper,

 

Op grond van het reglement van orde van de gemeenteraad van Amersfoort, wil de BPA graag de volgende vragen aan het College van B&W stellen.

 

Onderwerp: De sanering van de oude vuilstort De Lindeboom.

 

De voormalige stortplaats De Lindeboom is al lange tijd niet in gebruik. Op deze stortplaats liggen verplichtingen op grond van de Wet bodembescherming. Daarin is op 5 december 1997 bepaald dat er weliswaar sprake is van ernstige bodemverontreiniging, maar dat de sanering ( destijds, nu dus bijna 10 jaar geleden) niet urgent was.

 

In 2001 is de bevoegdheid inzake de Wet bodembescherming voor deze locatie door de Provincie Utrecht aan de gemeente Amersfoort overgedragen. ( dit staat in het antwoord op de BPA vragen van de Provincie Utrecht d.d. 14 november 2006, kenmerk: 2006WEM00448i, blz. 4. )

 

Uit het Rapport van de Adviescommissie Algemene Wet Bestuursrecht, Milieu en Waterstaat van 19 november 1999 ( Inzake het bezwaarschrift van J.A.P. Hilhorst en ing. A.J.P. Hilhorst ) staat dat in de ontgrondingsvergunning voor De Lindeboom destijds toestemming is gegeven tot een ontgronding van minimaal 15 meter beneden het maaiveld ( 15 m-mv ) ( blz. 2 bovenaan, blz. 4 midden. )

Dit betekent dat deze oude stort De Lindeboom tot in de tweede watervoerende grondlaag reikt.

 

Smink wil deze stortplaats saneren en ontwikkelen tot bedrijven terrein.

 

 

 

 

 

 

 

Over bovenstaande situatie heeft de BPA de volgende vragen.

 

 

Het college wordt verzocht de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden.

 

  1. Is het college van bovenstaande feiten op de hoogte ?
  2. Is het juist, zoals de provincie Utrecht stelt, dat in 2001 de bevoegdheid voor de Wet bodembescherming (Wbb) voor het grondgebied van Amersfoort is overgedragen aan de gemeente Amersfoort ?
  3. Kent het college het Rapport van de Adviescommissie Algemene Wet Bestuursrecht, Milieu en Waterstaat van 19 november 1999 ?
  4. Is het college dus ook op de hoogte van het feit dat de oude stort De Lindeboom volgens voornoemd Rapport van de Adviescommissie Algemene Wet Bestuursrecht, Milieu en Waterstaat van 19 november 1999, destijds tot minimaal 15 meter beneden het maaiveld        ( 15 m-mv ) is ontgrond?
  5. In 2006 zijn er aan de lage kant van de oude stort De Lindeboom verschillende gevallen     van vervuild water uit Norton-pompen geconstateerd. De provincie ziet geen samenhang   met de huidige stort van Smink, maar spreekt zich totaal niet uit over de gesloten oude stort De Lindeboom. Wat vindt het college van deze grondwater vervuilingen, en ziet zij een samenhang met de oude stort De Lindeboom ?
  6. Vindt het college niet dat het thans wenselijk is dat er aan de lage kant (richting de polder Zevenhuizen – Bunschoten ) van deze oude stort De Lindeboom 2 x 6 peilbuizen worden geplaatst ter controle van het grondwater ter plaatse ?
  7. Is het college bereid minimaal 6 peilbuizen in de eerste, en 6 peilbuizen in de tweede watervoerende laag te plaatsen ter controle van het grondwater ?
  8. Zo nee, waarom niet ?

 

Namens de fractie van de Burger Partij Amersfoort ( BPA )

 

Hans van Wegen

 

 

Indien nodig

Toelichting:

 

 

Ondertekening en naam,

 

Hans van Wegen, fractievoorzitter BPA.

 

 

ANTWOORD van burgemeester en wethouders (verzonden d.d. 13-2-2006).

__________________________________________________________________________________

 

  1. Het college is van de bovenstaande feiten op de hoogte. De opmerking dat de stort De Lindeboom tot in de tweede watervoerende grondlaag reikt, wordt niet onderschreven. Uitgaande van de ontgrondingsvergunning reikt de voormalige stort De Lindeboom tot in het eerste watervoerende pakket. Dit pakket ligt tussen de grondwaterstand en  de afsluitende kleilaag, die is aangetroffen op circa 10 meter beneden het maaiveld.
  2. Deze bevoegdheid is per 1 januari 2002 overgedragen aan de gemeente Amersfoort.
  3. Het college heeft kennis genomen van het Rapport van de Adviescommissie Algemene Wet Bestuursrecht, Milieu en Waterstaat van 19 november 1999.
  4. Deze constateringen zijn niet juist. In het rapport van de Adviescommissie Algemene Wet Bestuursrecht staat nergens dat tot minimaal 15 meter beneden het maaiveld (15 m – mv) is ontgrond. Wel is het volgens dit rapport van de commissie zo, dat de vergunning expliciet spreekt van een diepte van 15 meter. In de ontgrondingvergunning uit 1970 is inderdaad opgenomen dat ontgrond mocht worden tot 15 m - n.a.p. Of de vergunninghouder ook daadwerkelijk van deze vergunde ruimte gebruik heeft gemaakt, is op basis van deze gegevens niet duidelijk en is ook niet met feiten aangetoond of uitgesloten. Voor de commissie was dat ook een reden om te adviseren om alsnog, als aanvulling op de reeds genomen beschikking, onderzoek te laten doen naar mogelijke verontreiniging van het (diepere) grondwater.
  5. Dit is niet juist. De provincie spreekt zich wel degelijk uit over de voormalige stortplaats de Lindeboom. Er wordt aangegeven dat er in 1997 een beschikking is genomen op grond van de Wet bodembescherming. Daarin is bepaald dat er weliswaar sprake is van een ernstige bodemveronteiniging, maar dat de sanering daarvan niet urgent is. Op deze beschikking is een bezwaarschrift ingediend, waarna de beschikking is aangevuld met een onderzoeksverplichting voor de noordzijde van de Lindeboom. Deze verplichting is door de Provincie Utrecht uitgevoerd in 2001. Het onderzoek gaf aan dat er niet of nauwelijks verspreiding was van verontreiniging uit het stortlichaam. Dit beeld van de voormalige stortplaats de Lindeboom komt overeen met de situatie van de nabijgelegen stortlocaties aan de Duisterweg, die in 2006 zijn gesaneerd. Ook hier was er sprake van stortlichamen met vergelijkbare omvang en met slechts zeer beperkte verspreiding van grondwaterverontreinigingen.

De aangetroffen gehaltes aan de lage kant van de voormalige stortplaats De Lindeboom zijn niet te relateren aan de voormalige stortplaats De Lindeboom. Deze gehalten met ijzer, arseen en nikkel zijn van natuurlijke oorsprong en kunnen overal in kwelsituaties rond de Heuvelrug in wisselende concentraties worden aangetroffen. De kwaliteit van het grondwater is sterk plaatsgebonden, wisselend van samenstelling en is verder afhankelijk van seizoenen, samenstelling van de bodem, onttrekkingsdiepte en omgevingsfactoren. Analyses uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Amersfoort bevestigen dat dit zich ook in Amersfoort op een groot aantal plaatsen voordoet en dat de aangetroffen gehaltes in het grondwater eerder regel dan uitzondering zijn.

  1. In de huidige situatie is daar geen aanleiding voor.
  2. In de huidige situatie is daar geen aanleiding voor.
  3. In 2001 is in voldoende mate aangetoond dat er in het grondwater van het eerste watervoerende pakket tot op de scheidende laag (deze wordt aangetroffen op ca 10m-mv) nauwelijks verspreiding is opgetreden. Er zijn in de situatie na 2001 tot heden geen redenen geweest om te veronderstellen dat deze situatie na 2001 ingrijpend is gewijzigd. Een nieuwe  bestemming van het terrein of een wijziging van de bestaande situatie kan aanleiding zijn voor een nieuw onderzoek. Het is bij het college bekend dat de firma Smink plannen heeft om de voormalige stortplaats de Lindeboom in gebruik te nemen als bedrijfsterrein en dat Smink in dat verband op eigen initiatief is gestart met een bodemonderzoek.